Een vakantie verslag met tekst en foto`s van Josephine en Paul. Beiden actief, vrolijk en ongeveer 50 jaar oud.
Bloeiende bloemen
We wisten natuurlijk dat de Alpenweiden volop in bloei zouden staan. Het was een van de redenen waarom we in juni naar Tschiertschen wilden. Maar vóór onze vakantie behoorden we tot het type mensen dat vindt dat je heel goed van de natuur kunt genieten zonder dat je weet hoe al die bloemetjes en plantjes en beestjes precies heten. We zijn bekeerd. Nadat we op 9 juni onze intrek hadden genomen in onze oergezellige kamer, ontdekten we dat er een bloemetjesgroep in het hotel bivakkeerde. ’s Avonds zaten ze met hun opzoekboeken rond de tafel in de salon. Het Fries gekleurde stemgeluid van natuurgids Betty Kooistra, die de groep onder haar hoede had, werkte als een magneet. We konden het niet laten om over haar schouder even mee te kijken in de Flora Helvetica, de Zwitserse florabijbel. De volgende dag trok de groep erop uit, richting Molinis, en wij mochten mee. Eerst voelen we ons best dom. ‘Die gele mini-pioenroos, Betty, hoe heet die?’ ‘Dat is de trollius!’ roept de groep in koor. De trollius of kogelbloem blijkt in deze contreien allesbehalve zeldzaam. De dagen erna zullen we op ons wandelingen hellingen vol trolliussen zien, maar telkens weer zullen we hem enthousiast bij zijn naam noemen: ‘Kijk, de trollius!’
Terwijl wij nog in de ban van de trollius zijn, klinkt het wat verderop: ‘Ik heb een vogelnestje!’ Het vogelnestje blijkt een orchidee te zijn. Geelbruin. ‘Nee, Paul,’ zegt Betty na een opmerking van mijn man, ‘niet uitgebloeid, dat is zijn kleur, kijk maar eens goed.’ En voor we het beseffen zitten ook wij als ware liefhebbers op onze hurken en liggen we even later zelfs op onze buik om een foto te nemen. We worden niet veroordeeld om onze onwetendheid. ‘Als je het maar mooi vindt’, luidt het credo van Betty, die ondertussen op een speelse manier haar enorme kennis met ons deelt.
De namen alleen al! De potentilla erecta. Echt waar? Zo’n stoere naam voor dat bescheiden bloempje met zijn vier gele kroonblaadjes? Dan heeft het vrouwenschoentje het beter bekeken: passender kan een naam niet zijn. Ook de blaassilenen met hun opgeblazen kelkjes en de boshengels met de twee gele bloempjes in de oksel doen hun naam eer aan. ‘Die heb je in Nederland ook, maar niet zo mooi,’ zegt groepslid Ankie, die met haar scherpe blik de ene ontdekking na de andere doet.
De gevlekte orchis, de grote keverorchis, het witte bosvogeltje en andere orchideeën. Bolrapunzel, bosooievaarsbek, de morgenster en zijn pluizenbol, bergnagelkruid, knikkend nagelkruid, moesdistel, alpenwondklaver, alpenakelei, geel walstro, eenhoofdig biggenkruid enzovoort, enzovoort. En salie, de plant waar de kolibrievlinder op afkomt, die drie van ons nog even te zien krijgen, te kort helaas voor een foto. Omdat we deze vakantie ook willen zwemmen en wandelen, zullen we niet steeds optrekken met de bloemengroep. Maar deze eerste dag drukt een stempel op de rest van ons verblijf. Omhoogkijken deden we altijd al, we hebben nu ook omlaag leren kijken. Met dank aan de onvolprezen Betty Kooistra en haar enthousiaste adepten.
De trollius, hellingen vol op vrijwel elke juniwandeling in de omgeving van Tschiertschen |
Enkele leden van de bloemetjesgroep in karakteristieke lichaamshouding |